Page 18 - Spiegelschrift 16
P. 18
KERSTVERHAAL DOOR RUDOLF GEELDe kerstengel van het SpiegelAls hij zonder te kijken de voorkamer binnenloopt, trapt Johannes op een kerst- bal, die in duizend stukjes uiteenspringt.‘Kijk toch uit, kaffer! Dat ding is nog van mijn moeder.’Degene die deze lie ijke woorden tot hem richt, zit op haar hurken met een aantal snoeren om zich heen. Dit zijn de elektrische slingers die zij vorig jaar gekocht had en die zij, blij dat die kerstzooi er weer opzat, gedachteloos in een doos heeft gegooid.Zijn dochter komt binnen en bekijkt de over de grond verspreide dozen met ballen, pieken, vogeltjes, allerhande bric-à-brac en aardmannetjes, met of zonder puntmuts.‘God wat een burgerlijke troep.’ Zij draait zich om, stapt in een kistje met kabouters, en valt achterover in de doos met de overige glazen topstukken van haar grootmoeder.Net voor het wederzijdse schreeuwen begint, is Johannes het huis uit. Hij draagt sneeuwlaarzen en een muts met warme oorkleppen. In een paar stap- pen bereikt hij de met dikke sneeuw bedekte Koningslaan: zo heeft het er ooit uitgezien, in de goede tijd waarin sneeuw en ijs nog niet aan het Spiegel voorbij- gingen.Maar hij moet voort.Na een eindeloos geploeter, steeds maar rechtuit lopend, bereikt hij het eind van zijn geliefde buurt en staat voor de beslissing de Franse Kampweg over te steken en het bos in te gaan.Het is bijna kerstmis. En dat is voor Johannes de gevaarlijkste tijd. Met kerstmis wil hij dat de wereld anders wordt. Dat betekent onaangetast. En bo- venal wijs. Een wereld die hij, zonder angst dat zijn kleinkinderen onder een SUV komen, zonder zorg kan verlaten.Maar vooral wil Johannes zijn eigen leven op een nieuw en veelbelovend spoor zetten. Alleen heeft hij nooit kunnen bedenken waar dat nieuwe spoor naartoe zou moeten gaan.Het begint opnieuw te sneeuwen. De vlokken zijn zo groot als kippen- eieren en er komen er steeds meer. Binnen een paar minuten staat Johannes tot aan zijn enkels in de sneeuw. En daarom wil hij terug. Maar het wegdek is on- zichtbaar geworden. Gelukkig weet hij in het Spiegel blindelings de weg. Maar na enkele stappen is hij opeens de richting kwijt. Blindelings loopt hij de eerste de beste zijweg in, waar ze nog aan het bouwen zijn. Aan zijn rechterhand ligt een groot wit veld. Opeens ziet hij op niet meer dan honderd meter afstand eenRudolf Geel